Vocabulary exercise – 29D – CONTEXT

____________van mijn partner is ‘s ochtends niet goed. Hij is dan chagrijnig en ongeduldig. Na de koffie gaat het beter.

Ze is verdrietig en teleurgesteld. Ze zegt niet veel, maak ik zie het. Ze praat niet graag over ___________.

Martin is fan van Ajax. Hij is _______________, want Ajax speelt vandaag niet goed. Het elftal kan niet van AC Milan winnen.

Ik werk vijftig uur per week en ik sport ‘s avonds. Ik ben echt heel __________. Ik ben kapot!

Tanja is _________________. Ze is vandaag jarig, maar haar vriend kan niet naar haar verjaardag komen. Dat is heel vervelend.

De dochter van de buurvrouw, mijn buurmeisje, is ________________. Het gaat niet goed op school en ze vindt de andere kinderen niet aardig.

Ik vind het _____________voor Tanja dat haar vriend niet op de verjaardag komt. Het is vervelend voor haar.

De buurman is ____________op zijn zoon. De jongen gebruikt de auto zonder het te vragen.

Ik ben heel boos. Ja, ik ben echt _______________. Mijn collega komt elke dag te laat!

Mijn tante is __________________. Ze is al jaren niet vrolijk. Ze denkt veel en voelt zich moe, verdrietig en teleurgesteld.

De kinderen zijn vandaag stout en ________________. Ze luisteren niet naar hun vader. Ze zingen en praten te hard en ze zijn onrustig.

Lars en Soliman _____________niet in Drenthe. Ze hebben elke dag les, ze eten ‘s avonds vlees van de bbq en wandelen in de natuur.

Ik ben vandaag __________________. Misschien ga ik naar yoga of een kopje thee drinken met een vriendin. Dan gaat het misschien beter.

Mijn zoon is ‘s nachts _____________. Hij slaapt niet graag in het donker. Hij denkt dat er ‘s nachts monsters in de slaapkamer komen. Zielig hè!

_________________________ Ik ben bang voor de hond van de buren! Hij is heel onrustig, kwaad en agressief.

Op 3 januari begint de cursus Nederlands van de Winter School. Ik ben heel _____________! Ik wil dat de cursus vandaag al begint!

Het is lente. De zon schijnt. Mijn vriendje is lief en opgewekt. Mijn buren zijn vandaag extra vriendelijk. Ik word hier heel _______ van.

Dit meisje is heel ________________. Ze is opgewekt en blij.

‘_____________’ is een synoniem van ‘vrolijk’. Heb jij een _____________humeur? Dan ben je vrolijk en blij. Dat zijn positieve gevoelens.

Ik ben heel _______________. Mijn partner is lief. Mijn kinderen zijn opgewekt. Mijn baan is interessant.

Ben jij tevreden over je nieuwe baan? Nee, ik ben ____________. Ik verveel me, want het werk is niet interessant.

Vandaag gaat July trouwen met haar nieuwe vriend. Wie ziet ze op het feest? Haar ex! Jenny is heel __________. Haar vriend ook.

Jenn is ___________ over de cursus Nederlands in Drenthe. Ze leert veel. De docenten en de andere cursisten zijn sympathiek.

Van yoga wordt mijn buurman heel ________________. Na de les mediteert hij een kwartier en dan drinkt hij een kopje thee.

Gianluca is echt heel ______________. Hij koopt rode rozen voor het meisje. En hij eet een pizza met haar onder het licht van de maan.

Zijn jouw buren ________________? Ja hoor, ze zijn heel aardig.

‘__________________’ is een synoniem van ‘vriendelijk’.

Vind je je collega_________________? Zeker! Hij is heel aardig en praat elke dag met me. Ik werk graag met hem samen.

De huisarts is _______________. Hij onderzoekt de patiënt en denkt na over een goede behandeling.