Vocabulary exercise – 26D – CONTEXT

Ik voel me misselijk en heb hoge koorts. Ik kan vandaag niet werken. Ik ga ______________.

Het is nu winter. Veel Nederlanders zijn ziek. Ze hebben hoofdpijn, zijn verkouden en hebben koorts. Ze hebben _________.

Mijn neus zit vol. Ik ben _________________. Heb je medicijnen nodig? Nee, ik heb geen medicijnen nodig.

De vader kijkt met de thermometer naar de temperatuur van zijn dochter. 39 graden…. Ze heeft ___________.

Mijn oor doet zeer. Ik heb een ______________ in mijn oor. Morgen ga ik naar de huisarts. Hij heeft spreekuur van negen tot twaalf. Misschien krijg ik een recept voor medicijnen.

Mama, ik ben elke morgen heel __________. Heb ik een baby in mijn buik? Nee meisje, je eet te veel snoep!

De man fietst hard en hij valt met zijn hoofd op de straat. Hij is ______________. De wereld beweegt. Hij ziet sterren en kan niet goed denken.

Op het spreekuur onderzoekt de huisarts de patiënt. Ze zegt: ‘U heeft een ________________. In uw lichaam zit iets slechts. Kan uw vrouw u naar het ziekenhuis brengen?’

Ik voel me echt niet goed vandaag. Ik heb __________ in mijn hele lijf. Mijn hele lichaam doet zeer. Ik heb medicijnen nodig.

Het is spreekuur. De huisarts vraagt aan de patiënt: ‘Waar doet het __________?’ De patiënt antwoordt: ‘Ik heb pijn aan mijn schouder.’

Joke gaat naar het ziekenhuis voor een ______________. De dokter gaat proberen haar beter te maken.

_______________ kan de patiënt niet helpen. Ze verwijst hem naar een specialist. De patiënt wil een recept voor medicijnen, maar dat krijgt hij niet.

_______________ vertelt over de pijn in zijn lichaam. Hij heeft pijn bij zijn hart, pijn in zijn buik en zere benen.

Om hoe laat is _______________ van de huisarts?
– Van negen uur ‘s ochtends tot half vier ‘s middags. Wilt u een afspraak met de dokter maken?

Ik wil met spoed naar ____________. Ik ben heel duizelig en ik heb 40 graden koorts. Ook heb ik pijn op mijn borst en bij mijn schouders. Alsjeblieft, breng me naar de eerste hulp.

Het is zaterdagavond. De vrouw gaat naar het café en drinkt te veel bier. Ze fietst naar huis en valt hard. Ze heeft bloed op haar hoofd. Nu brengt haar vriend haar naar ________________.

Ik bel het alarmnummer 112: ‘Goedenavond, ik heb met ____________ een ambulance nodig. Mijn opa is heel ziek. Hij kan niet meer lopen en heeft veel pijn op zijn borst. Kom snel!’

De oude vrouw valt in de douche. Ze kan niet bewegen en heeft pijn bij haar hart. Haar man belt 112: ‘Ik wil met spoed een __________! Help!’

Goedemorgen, u spreekt met Marjan Jansen. Ik wil graag een ___________ bij de tandarts maken. Dat kan, mevrouw. Kunt u dinsdag om half elf?

De huisarts van Joke geeft een _________________. Joke kan de brief aan de specialist in het ziekenhuis laten zien.

De huisarts onderzoekt het been en de knie van mijn dochter. Maar hij weet niet wat het probleem is. Hij _________ haar naar een specialist.

Merel gaat naar het ziekenhuis voor een ____________. Ze heeft nu al drie weken veel pijn op haar borst.

Ik heb heel veel pijn aan mijn tanden. Ik denk dat ik een ontsteking heb. Ik bel de ______________ voor een afspraak.

Wat denk jij? Morgen behandelt de huisarts een ontsteking in mijn oor. Betaalt ___________________ de behandeling van de huisarts?

Mijn neef gaat naar de apotheek met het recept van de huisarts. Hij haalt _________________ voor zijn moeder.

Ik heb vandaag een afspraak bij de dokter. Ik wil graag een _________ voor medicijnen. Dan kan ik bij de apotheek medicijnen halen.