Vocabulary exercise – 19D – CONTEXT

__________ van de man is zwaar. Hij werkt vijftig uur per week.

Kun jij ______________ in het Nederlands? Ja, dat kan ik!

Ik spreek Nederlands bij _______________ bij dit bedrijf.

Harm-Jan ziet een _______________ op internet. Hij schrijft een brief aan het bedrijf.

_________________ op de website is interessant. Ik ga een brief aan het bedrijf schrijven.

Marloes werkt op een school met kinderen. Haar _____________ is leuk.

Het cv is niet goed. Ik ga het cv _________________.

Je gaat __________________________. Het is een goed idee, want je bent niet blij.

De jonge man schrijft _____________ in het Nederlands.

Ik e-mail _________________ en het cv aan het bedrijf.

In _________ lees ik over de opleiding en de ervaring van de vrouw.

Welke ____________ heb je? Ik heb een Master Economie.

_______________ bij dit bedrijf is goed. Harm-Jan leert veel.

Is ____________ in het Engels of in het Nederlands?

Met wie heb je ____________________? Ik heb het gesprek met de directeur van het bedrijf.

Mijn collega rijdt met de auto van de zaak naar ________________.

Hij werkt in ____________ van zijn vader.

Svetlana leent _____________ voor haar opleiding bij de bank.

Hoeveel _________________ jullie? Dat zeggen we niet!

Wat is je bruto ______________? Hoeveel verdien je per maand?

Hoeveel verdient de vrouw?
– Ik weet het niet, ________ of netto?

Wat is je ___________ salaris per maand?

Hoeveel is de ________ in Nederland? Gemiddeld 40% van het bruto salaris.

De collega’s krijgen in de maand mei ___________. Ze zijn blij en gaan op vakantie naar Spanje.

Heb jij een _______________? Ja, want ik reis veel voor mijn werk.

De oude vrouw en de oude man hebben een ________________.

Ik heb een auto van de zaak en ik krijg een vergoeding voor ________________.

Hoeveel is ______________ voor de reiskosten?

___________________ is honderd euro per maand.

Hij drinkt koffie met ________________ van het bedrijf.

Ik had gisteren een sollicatiegesprek. Ik denk nu: gaat de directeur me ____________?

Het sollicitatiegesprek was goed. _________________________!

De man werkt niet goed. De directeur van het bedrijf gaat de man morgen ______________.

Sorry, ________________________. U werkt niet goed.