Lesson 28 – Separable verbs


Transcript

Hallo. Hello.
Mijn naam is Bart de Pau. My name is Bart de Pau.
Ik ben online docent Nederlands. I am an online Dutch teacher.
Welkom bij ‘Heb je zin?’ Welcome to ‘Heb je zin?’ (are you in the mood?)
Vandaag oefenen we zinnen Today we’ll practise sentences
met de grammatica van #dutchgrammar les 31. with the grammar from #dutchgrammar lesson 31.
In die les leg ik de scheidbare werkwoorden uit. In that lesson I explain the separable verbs.
En ‘uitleggen’ is zelf ook een scheidbaar werkwoord. And ‘uitleggen’ itself is a separable verb.
Ik leg het uit. I explain it.
Zie je dat? Do you see that?
Het voorvoegsel ‘uit’ komt aan het einde van de zin. The prefix ‘uit’ comes at the end of the sentence.
De studenten zitten in de les. The students are in class.
Het is de eerste les. It’s the first lesson.
De studenten vertellen over zichzelf. The students tell the class about themselves.
Ze beantwoorden de vragen van Marieke. They answer Marieke’s questions.
Wie ben je? Who are you?
Waar kom je vandaan? Where are you from?
Welke talen spreek je? Which languages do you speak?
Waarom leer je Nederlands? Why are you learning Dutch?
Wat is je hobby? What is your hobby?
Gianluca zegt: ‘Mijn hobby is uitgaan’. Gianluca says: ‘My hobby is going out (to a bar)’.
Ik ga 4 keer per week uit. I go out 4 times a week.
En ik wil hier in Drenthe ook veel uitgaan! And in Drenthe I would like to go out a lot!
Maar Gianluca… But Gianluca…
Hier moet je ‘s avonds studeren! Here you need to study in the evening!
Oefenen is ook belangrijk. Practising is also important.
En van Drentse boerenmeisjes kun je veel leren! And you can learn a lot from the Drenthe farm girls!
hmm… hmm…
Gianluca fluistert tegen Pablo: ‘ik neem jou wel mee’. Gianluca whispers to Pablo: ‘I’ll take you with me’.
Ik laat je zien hoe je snel Nederlands leert. I will show you how you can learn Dutch fast.
Beste studenten, we gaan een oefening maken. Now everybody, we are going to do an exercise.
Jullie moeten op dit niveau het perfectum kennen. At this level, you need to know the perfect tense.
En dat ga ik controleren! And I am going to check that!
Dit is de oefening. This is the exercise.
Je moet het goede woord invullen. You need to fill in the right word.
Je mag niet afkijken. Cheating is not allowed.
Ben je klaar, dan moet je de oefening bij mij inleveren. When you’re ready, you need to hand the exercise in to me.
Dan zal ik het nakijken. Then I will look at it.
Marieke deelt de oefening uit. Marieke hands out the exercises.
De studenten vullen de antwoorden in. The students fill in the answers.
Gianluca heeft het perfectum niet zo goed geleerd. Gianluca hasn’t learned the perfect tense very well.
Hij kijkt af. He’s cribbing.
Hé Gianluca, wat heb ik gezegd? Hey Gianluca, what did I say?
Je mag niet afkijken! Cribbing is not allowed!
Oew… wat ben je streng Marieke… Ooh… you’re so strict Marieke…
Jenn is als eerste klaar. Jenn is the first one who’s finished.
Ze staat op, en ze levert de oefening in. She stands up and hands in the exercise.
‘Wat moet ik doen?’ vraagt ze aan Marieke. ‘What should I do now?’ she asks Marieke.
Rust jij maar even uit. Just have a little rest.
Ook de andere studenten The other students
leveren één voor één hun oefening in. hand in the exercise as well, one by one.
Behalve Gianluca… Except for Gianluca…
Het is erg moeilijk. It is very difficult.
Tsja Gianluca… heb je het perfectum niet geleerd? Tut Gianluca… haven’t you learned the perfect tense?
Eh… Uh…
Misschien is deze groep te moeilijk voor jou. Maybe this group is too difficult for you.
Je kunt ook een niveau lager… You could switch to a lower level…
… bij een andere docent. … with a different teacher.
Of ga je het perfectum leren Or are you going to learn the perfect tense
van een Drents boerenmeisje? from a Drenthe farm girl?
Eh… misschien kunnen wij vanavond afspreken? Uh… maybe we can meet tonight?
Nee, ik spreek niet met jou af. No, I’m not going to meet with you.
Ik geef je extra huiswerk. I will give you extra homework.
Jij moet les 46, 47 en 48 van #dutchgrammar You need to do lessons 46, 47 and 48 from #dutchgrammar
nog eens doen. one more time.
Die lessen gaan over het perfectum. Those lessons are about the perfect tense.
Dus niet uitgaan en geen Drentse boerenmeisjes! So, no going out and no Drenthe farm girls!
Mag ik dan wel in jouw groep blijven? But can I stay in your group?
Tjsa… Well…
Wie zal het zeggen? Who knows?
Mag Gianluca bij Marieke in de groep blijven? Can Gianluca stay in Marieke’s group?
We zullen het zien. We’ll see.
Tot de volgende keer bij ‘Heb je zin?’ See you next time at ‘Heb je zin?’
Doei! Bye!

Related #dutchgrammar lesson(s):

Subtitles in other languages

Hallo. Привет.
Mijn naam is Bart de Pau. Меня зовут Барт де Пау.
Ik ben online docent Nederlands. Я онлайн-преподаватель нидерландского языка.
Welkom bij ‘Heb je zin?’ Добро пожаловать на ‘Heb je zin?’ (как настроение?)
Vandaag oefenen we zinnen Сегодня мы практикуем предложения
met de grammatica van #dutchgrammar les 31. с грамматикой из #dutchgrammar урок 31.
In die les leg ik de scheidbare werkwoorden uit. В этом уроке я объясню, что такое “разделяемые глаголы”.
En ‘uitleggen’ is zelf ook een scheidbaar werkwoord. И ‘uitleggen'(объяснять) – является разделяемым глаголом.
Ik leg het uit. Я это объясню.
Zie je dat? Ты видишь это?
Het voorvoegsel ‘uit’ komt aan het einde van de zin. Приставка (префикс) “uit” переходит в конец предложения.
De studenten zitten in de les. Студенты сидят в классе.
Het is de eerste les. Это первый урок.
De studenten vertellen over zichzelf. Студенты рассказывают о себе.
Ze beantwoorden de vragen van Marieke. Они отвечают на вопросы Марике.
Wie ben je? Кто ты?
Waar kom je vandaan? Откуда ты?
Welke talen spreek je? На каких языках ты говоришь?
Waarom leer je Nederlands? Почему ты учишь нидерландский?
Wat is je hobby? Какое у тебя хобби?
Gianluca zegt: ‘Mijn hobby is uitgaan’. Джанлука говорит: “Мое хобби – выходить куда-нибудь (в бар)”.
Ik ga 4 keer per week uit. Я хожу в бар 4 раза в неделю.
En ik wil hier in Drenthe ook veel uitgaan! И в Дренте я тоже хочу часто ходить по барам!
Maar Gianluca… Но Джанлука…
Hier moet je ‘s avonds studeren! Здесь тебе придется вечером учиться!
Oefenen is ook belangrijk. Практиковаться тоже важно.
En van Drentse boerenmeisjes kun je veel leren! Ты можешь многому научиться у сельских девушек в Дренте!
hmm… Хмм…
Gianluca fluistert tegen Pablo: ‘ik neem jou wel mee’. Джанлука шепчет Пабло: “Я возьму тебя с собой”.
Ik laat je zien hoe je snel Nederlands leert. Я покажу тебе, как быстро выучить нидерландский.
Beste studenten, we gaan een oefening maken. Дорогие студенты, мы собираемся сделать упражнение.
Jullie moeten op dit niveau het perfectum kennen. На этом уровне вы должны знать “перфектум”- совершенное время.
En dat ga ik controleren! И это я собираюсь проверить!
Dit is de oefening. Вот это упражнение.
Je moet het goede woord invullen. Нужно вставить правильное слово.
Je mag niet afkijken. Списывать нельзя.
Ben je klaar, dan moet je de oefening bij mij inleveren. Если готовы (закончили), вы должны сдать упражнение мне.
Dan zal ik het nakijken. Я потом его проверю.
Marieke deelt de oefening uit. Марике раздает упражнение.
De studenten vullen de antwoorden in. Студенты вписывают ответы.
Gianluca heeft het perfectum niet zo goed geleerd. Джанлука не очень хорошо выучил совершенное время.
Hij kijkt af. Он подсматривает.
Hй Gianluca, wat heb ik gezegd? Эй, Джанлука, что я сказала?
Je mag niet afkijken! Нельзя подсматривать!
Oew… wat ben je streng Marieke… Ох… ты такая строгая, Марике…
Jenn is als eerste klaar. Джен закончила первой.
Ze staat op, en ze levert de oefening in. Она встает и сдает упражнение.
‘Wat moet ik doen?’ vraagt ze aan Marieke. ‘Что мне делать?’ спрашивает она Марике.
Rust jij maar even uit. Просто отдохни немного.
Ook de andere studenten Остальные студенты тоже
leveren één voor één hun oefening in. сдают по-одному свои упражнения.
Behalve Gianluca… за исключением Джанлуки…
Het is erg moeilijk. Это очень сложно.
Tsja Gianluca… heb je het perfectum niet geleerd? Ну, Джанлука… ты не выучил совершенное время?
Eh… Ох…
Misschien is deze groep te moeilijk voor jou. Может быть, эта группа для тебя слишком сложная.
Je kunt ook een niveau lager… Ты можешь попробовать уровень пониже…
… bij een andere docent. …с другим преподавателем.
Of ga je het perfectum leren Или иди учи перфектум
van een Drents boerenmeisje? с сельской девушкой из Дрента?
Eh… misschien kunnen wij vanavond afspreken? Ох… может быть, мы можем сегодня вечером встретиться?
Nee, ik spreek niet met jou af. Нет, я с тобой не буду встречаться.
Ik geef je extra huiswerk. Я дам тебе дополнительное домашнее задание.
Jij moet les 46, 47 en 48 van #dutchgrammar Тебе нужно урок 46, 47 and 48 из #dutchgrammar
nog eens doen. пройти еще раз.
Die lessen gaan over het perfectum. Эти уроки посвящены совершенному времени.
Dus niet uitgaan en geen Drentse boerenmeisjes! То есть, никаких походов и никаких сельских девушек из Дрента!
Mag ik dan wel in jouw groep blijven? Могу ли я тогда остаться в твоей группе?
Tjsa… Ну…
Wie zal het zeggen? Кто может сказать?
Mag Gianluca bij Marieke in de groep blijven? Может Джанлука остаться у Марики в группе?
We zullen het zien. Посмотрим.
Tot de volgende keer bij ‘Heb je zin?’ До следующей встречи на ‘Heb je zin?’
Doei! Пока!

Hallo. Привіт.
Mijn naam is Bart de Pau. Мене звати Барт де Пау.
Ik ben online docent Nederlands. Я – онлайн-викладач нідерландської мови.
Welkom bij ‘Heb je zin?’ Ласкаво просимо до ‘Heb je zin?’ (Як настрій?)
Vandaag oefenen we zinnen Сьогодні ми попрактикуємо речення
met de grammatica van #dutchgrammar les 31. з граматикою з уроку 31 #dutchgrammar.
In die les leg ik de scheidbare werkwoorden uit. У цьому уроці я пояснюю дієслова з відокремлюваними префіксами.
En ‘uitleggen’ is zelf ook een scheidbaar werkwoord. І саме дієслово ‘uitleggen’ є з відокремлюваним префіксом.
Ik leg het uit. Я пояснюю це.
Zie je dat? Бачиш?
Het voorvoegsel ‘uit’ komt aan het einde van de zin. Префікс ‘uit’ стоїть у кінці речення.
De studenten zitten in de les. Cтуденти сидять на уроці.
Het is de eerste les. Це – перший урок.
De studenten vertellen over zichzelf. Студенти розповідають класу про себе.
Ze beantwoorden de vragen van Marieke. Вони відповідають на запитання Маріке.
Wie ben je? Хто ти?
Waar kom je vandaan? Звідки ти?
Welke talen spreek je? Якими мовами володієш?
Waarom leer je Nederlands? Чому вивчаєш нідерландську мову?
Wat is je hobby? Яке твоє хобі?
Gianluca zegt: ‘Mijn hobby is uitgaan’. Джанлука каже: ‘Моє хобі – проводити вечір у місті (барі)’.
Ik ga 4 keer per week uit. Я проводжу вечір у місті (барі) 4 рази на тиждень.
En ik wil hier in Drenthe ook veel uitgaan! І в Дренте я хотів би багато виходити ввечері!
Maar Gianluca… Але Джанлука…
Hier moet je ‘s avonds studeren! Тут треба вчитися ввечері!
Oefenen is ook belangrijk. Практика – теж важлива.
En van Drentse boerenmeisjes kun je veel leren! І багато чому можна в дівчат із ферм Дренте навчитись!
hmm… хммм…
Gianluca fluistert tegen Pablo: ‘ik neem jou wel mee’. Джанлука шепоче Пабло: ‘Я візьму тебе з собою’.
Ik laat je zien hoe je snel Nederlands leert. Я покажу тобі, як швидко вивчити нідерландську мову.
Beste studenten, we gaan een oefening maken. Шановні студенти, ми виконаємо завдання.
Jullie moeten op dit niveau het perfectum kennen. Ви повинні на цьому рівні знати доконаний теперішній час.
En dat ga ik controleren! І я збираюся це перевірити!
Dit is de oefening. Ось практичне завдання.
Je moet het goede woord invullen. Вам потрібно вписати правильне слово.
Je mag niet afkijken. Підглядати – не можна.
Ben je klaar, dan moet je de oefening bij mij inleveren. Коли будете готові, ви повинні здати завдання мені.
Dan zal ik het nakijken. Тоді я його перевірю.
Marieke deelt de oefening uit. Маріке роздає завдання.
De studenten vullen de antwoorden in. Студенти вписують відповіді.
Gianluca heeft het perfectum niet zo goed geleerd. Джанлука не дуже добре вивчив доконаний теперішній час.
Hij kijkt af. Він підглядає.
Hé Gianluca, wat heb ik gezegd? Агов, Джанлука, що я сказала?
Je mag niet afkijken! Підглядати – не можна!
Oew… wat ben je streng Marieke… Ой… яка ти сувора Маріке…
Jenn is als eerste klaar. Дженн закінчує першою.
Ze staat op, en ze levert de oefening in. Вона встає і здає завдання.
‘Wat moet ik doen?’ vraagt ze aan Marieke. ‘Що я повинна робити?’ питає вона Маріке.
Rust jij maar even uit. Просто трохи відпочинь.
Ook de andere studenten Інші студенти
leveren één voor één hun oefening in. здають по черзі завдання.
Behalve Gianluca… Крім Джанлуки…
Het is erg moeilijk. Це дуже складно.
Tsja Gianluca… heb je het perfectum niet geleerd? Так Джанлука… ти не вивчив доконаний теперішній час?
Eh… Е…
Misschien is deze groep te moeilijk voor jou. Можливо, ця група надто складна для тебе.
Je kunt ook een niveau lager… Ти можеш перейти на рівень нижче…
… bij een andere docent. … з іншим викладачем.
Of ga je het perfectum leren Чи ти вивчиш доконаний теперішній час
van een Drents boerenmeisje? з дівчиною з ферми Дренте?
Eh… misschien kunnen wij vanavond afspreken? Ой… може ти підеш сьогодні ввечері зі мною на побачення?
Nee, ik spreek niet met jou af. Ні, я не піду з тобою на побачення.
Ik geef je extra huiswerk. Я дам тобі додаткове домашнє завдання.
Jij moet les 46, 47 en 48 van #dutchgrammar Ти повинен проробити уроки 46, 47 та 48 з #dutchgrammar
nog eens doen. ще раз.
Die lessen gaan over het perfectum. Ці уроки про доконаний теперішній час.
Dus niet uitgaan en geen Drentse boerenmeisjes! Тож ніяких виходів і дівчат з ферм Дренте!
Mag ik dan wel in jouw groep blijven? Але чи можу я залишитися у твоїй групі?
Tjsa… Ну…
Wie zal het zeggen? Хто знає?
Mag Gianluca bij Marieke in de groep blijven? Чи зможе Джанлука залишитися в групі Маріке?
We zullen het zien. Побачимо.
Tot de volgende keer bij ‘Heb je zin?’ Побачимось наступного разу в ‘Heb je zin?’
Doei! До побачення!

Hallo. Cześć.
Mijn naam is Bart de Pau. Nazywam się Bart de Pau.
Ik ben online docent Nederlands. Jestem nauczycielem niderlandzkiego online.
Welkom bij ‘Heb je zin?’ Witam w ‘Heb je zin?’ (Czy masz ochotę?)
Vandaag oefenen we zinnen Dzisiaj będziemy ćwiczyć zdania
met de grammatica van #dutchgrammar les 31. z użyciem gramatyki z #dutchgrammar lekcja 31.
In die les leg ik de scheidbare werkwoorden uit. W tej lekcji ja wyjaśnię czasowniki rozdzielnie złożone.
En ‘uitleggen’ is zelf ook een scheidbaar werkwoord. ‘Uitleggen’ samo w sobie jest czasownikiem rozdzielnie złożonym.
Ik leg het uit. Wyjaśnię to.
Zie je dat? Widzisz to?
Het voorvoegsel ‘uit’ komt aan het einde van de zin. Część ‘uit’ idzie na koniec zdania.
De studenten zitten in de les. Studenci siedzą w klasie.
Het is de eerste les. To jest pierwsza lekcja.
De studenten vertellen over zichzelf. Studenci opowiadają o sobie.
Ze beantwoorden de vragen van Marieke. Oni odpowiadają na pytania Marieke.
Wie ben je? Kim jesteś?
Waar kom je vandaan? Skąd jesteś?
Welke talen spreek je? Jakie języki znasz?
Waarom leer je Nederlands? Dlaczego uczysz się niderlandzkiego?
Wat is je hobby? Jakie masz hobby?
Gianluca zegt: ‘Mijn hobby is uitgaan’. Gianluca mówi: ‘Moim hobby jest wychodzenie (do baru)’.
Ik ga 4 keer per week uit. Wychodzę 4 razy w tygodniu.
En ik wil hier in Drenthe ook veel uitgaan! W Drenthe też chciałbym często wychodzić!
Maar Gianluca… Ale Gianluca…
Hier moet je ‘s avonds studeren! Tu musisz się uczyć wieczorami!
Oefenen is ook belangrijk. Ćwiczenie jest również ważne.
En van Drentse boerenmeisjes kun je veel leren! A od tutejszych dziewczyn można się wiele nauczyć!
hmm… hmm…
Gianluca fluistert tegen Pablo: ‘ik neem jou wel mee’. Gianluca szepcze do Pablo: ‘Pójdziesz ze mną’.
Ik laat je zien hoe je snel Nederlands leert. Pokażę ci jak szybko możesz się uczyć niderlandzkiego.
Beste studenten, we gaan een oefening maken. Drodzy studenci, bedziemy robić ćwiczenie.
Jullie moeten op dit niveau het perfectum kennen. Na tym poziomie musicie znać perfectum (czas przeszły dokonany).
En dat ga ik controleren! A ja zamierzam to sprawdzić!
Dit is de oefening. To jest ćwiczenie.
Je moet het goede woord invullen. Musisz wpisać właściwe słowo.
Je mag niet afkijken. Nie można ściągać.
Ben je klaar, dan moet je de oefening bij mij inleveren. Jeśli skończyłeś, musisz przekazać mi ćwiczenie.
Dan zal ik het nakijken. Wtedy zerknę na to.
Marieke deelt de oefening uit. Marieke rozdała ćwiczenie.
De studenten vullen de antwoorden in. Studenci wpisują odpowiedzi.
Gianluca heeft het perfectum niet zo goed geleerd. Gianluca nie za dobrze nauczył się perfectum.
Hij kijkt af. On ściąga.
Hé Gianluca, wat heb ik gezegd? Hej Gianluca, co ja powiedziałam?
Je mag niet afkijken! Ściągnie jest niedozwolone!
Oew… wat ben je streng Marieke… Ooh… jesteś taka zasadnicza Marieke…
Jenn is als eerste klaar. Jenn skończyła jako pierwsza.
Ze staat op, en ze levert de oefening in. Wstała i przekazała ćwiczenie.
‘Wat moet ik doen?’ vraagt ze aan Marieke. ‘Co mam teraz robić?’ – zapytała Marieke.
Rust jij maar even uit. Odpocznij chwilkę.
Ook de andere studenten Inni studenci również
leveren één voor één hun oefening in. przekazali ćwiczenie, jeden za drugim.
Behalve Gianluca… Poza Gianlucą…
Het is erg moeilijk. To jest bardzo trudne.
Tsja Gianluca… heb je het perfectum niet geleerd? Taa Gianluca… nie nauczyłeś się perfectum?
Eh… Eh…
Misschien is deze groep te moeilijk voor jou. Może ta grupa jest za trudna dla Ciebie.
Je kunt ook een niveau lager… Ty możesz przejść do poziomu niżej…
… bij een andere docent. … z innym nauczycielem.
Of ga je het perfectum leren Czy zamierzasz nauczyć się perfectum
van een Drents boerenmeisje? od tutejszych dziewczyn?
Eh… misschien kunnen wij vanavond afspreken? Eh… może moglibyśmy umówić się na wieczór?
Nee, ik spreek niet met jou af. Nie, nie umówię się z tobą.
Ik geef je extra huiswerk. Zadam ci dodatkową pracę domową.
Jij moet les 46, 47 en 48 van #dutchgrammar Musisz zrobić lekcje 46, 47 i 48 z #dutchgrammar
nog eens doen. jeszcze raz.
Die lessen gaan over het perfectum. Te lekcje są o perfectum,
Dus niet uitgaan en geen Drentse boerenmeisjes! więc nie masz wychodnego i żadnych dziewczyn!
Mag ik dan wel in jouw groep blijven? Czy mogę zostać w twojej grupie?
Tjsa… Taa…
Wie zal het zeggen? Kto wie?
Mag Gianluca bij Marieke in de groep blijven? Czy Gianluca może zostać w grupie Marieke?
We zullen het zien. Zobaczymy.
Tot de volgende keer bij ‘Heb je zin?’ Do następnego razu w ‘Heb je zin?’
Doei! Pa!