Lesson 08 – Prepositions


Transcript

Hallo. Hello.
Ik ben Bart de Pau. I am Bart de Pau.
Online docent Nederlands. Online teacher of Dutch.
Welkom bij Heb je zin?. Welcome to ‘Heb je zin?’ (are you in the mood?).
Vandaag oefenen we zinnen Today we’ll practise sentences
met de grammatica van #dutchgrammar les 13 with the grammar from #dutchgrammar lesson 13
over voorzetsels. about prepositions.
Martin en Marieke staan op de markt. Martin and Marieke are at the market.
Ze hebben eten voor vanavond, They have food for tonight,
maar ze willen nog naar de winkel… but they want to visit the supermarket…
om een toetje. for a dessert.
Naast de markt is een supermarkt. There is a supermarket next to the market.
Martin en Marieke lopen naar de supermarkt. Martin and Marieke walk to the supermarket.
Voor de supermarkt stopt Martin. Martin stops in front of the supermarket.
Hij vraagt aan Marieke: He asks Marieke:
Wat hebben we nodig voor vlaflip? What do we need for ‘vlaflip’? (a typical dutch dessert)
Vla, yoghurt en limonadesiroop. ‘Vla’ (custard like substance), yoghurt and lemonade concentrate.
Ok. Ok.
Ze gaan de supermarkt binnen. They enter the supermarket.
In de supermarkt pakt Martin een mandje. Inside the supermarket, Martin takes a basket.
Zo lopen naar de melkproducten. They walk to the dairy products.
Eh… Eh…
Waar staat de vla? Where is the ‘vla’?
Hier, naast de yoghurt. Here, next to the yoghurt.
Welke vla nemen we? Which ‘vla’ do we take?
Chocolade vla? Chocolate ‘vla’?
Nee, we nemen vanillevla. No, we’ll take vanilla ‘vla’.
Die staat onder de cholocadevla. That’s below the chocolate ‘vla’.
Oh ja. Oh yes.
Ik neem dit pak. I’ll take this carton.
Kijk naar de houdbaarheidsdatum! Check the expiry date!
Die staat op het pak. It’s on the carton.
Eh. Eh.
Waar staat de houdbaarheidsdatum? Where is the expiry date?
Ah hier… Ah here…
THT, dat betekent: tenminste houdbaar tot… ‘THT’, that means: best before…
22 oktober 2016 22nd of October 2016
Dat is over 3 dagen. That is in 3 days.
En nu de yoghurt. And now the yoghurt.
Eh… ik neem dit pak. Eh… I’ll take this carton.
Houdbaarheidsdatum: Expiry date:
THT 24 oktober best before 24th of October
Ook goed. Alright as well.
En nu nog de limonadesiroop. And now the lemonade concentrate.
Waar staat die? Where do we find it?
Eh… Eh…
Ah daar, achter dat rek. Ah there, behind that rack.
Martin doet de limonadesiroop in het mandje. Martin puts the lemonade concentrate in the basket.
Anders nog iets? Anything else?
Nee, dat was het. No, that’s it.
Meer hebben we niet nodig. We dont need anything more.
Ze lopen naar de kassa. They walk to the checkout.
Voor de kassa staat een rij. There is a queue in front of the checkout.
Ze wachten in de rij tot ze aan de beurt zijn. They wait in line until it’s their turn.
Vanillevla, yoghurt en limonadesiroop. Vanilla ‘vla’, yoghurt and lemonade concentrate.
Gaat u vlaflip eten? Are you going to eat ‘vlaflip’?
Jazeker! Yes indeed!
Wilt u een tasje? Do you want a bag?
Nee hoor, dat is niet nodig. No, that’s not necessary.
Spaart u zegeltjes? Do you collect savings stamps?
Eh nee. Eh no.
Dat is dan 4 euro 65. That’ll be 4 euros and 65 cents.
Martin haalt een briefje van 50 uit zijn portemonnee. Martin takes a 50 euro note from his wallet.
Heeft u niet kleiner? Do you have anything smaller?
vraagt de kassiËre asks the cashier
Eh, even kijken. Eh, let’s have a look.
Nee, ik heb niet kleiner. No, I don’t have anything smaller.
Ik kan ook pinnen. I can pay with a bank card as well.
Graag. Yes please.
Ik heb niet genoeg wisselgeld. I don’t have enough change.
Martin pakt zijn bankpasje uit zijn portemonnee. Martin takes his bank card from his wallet.
voer uw pas in aub ‘insert your card please’
toets nu uw pincode in ‘enter your personal identification number’
druk ok ‘press ok’
Dat is in orde. That’s alright.
Wilt u het bonnetje? Do you want the receipt?
Ja, alsjeblieft. Yes, please.
Martin stopt het bonnetje in zijn portemonnee. Martin puts the receipt in his wallet.
Prettige avond! Good evening!
Tot ziens! Goodbye!
Martin en Marieke lopen naar buiten. Martin and Marieke walk out.
Op straat controleren ze het bonnetje. On the street they check the receipt.
Klopt het? Is it correct?
vraagt Marieke. asks Marieke.
Ja, het klopt. Yes, it is correct.
En nu heb ik heel erg honger! And now I am very hungry!
Ik ook! Me too!
Ze lopen naar het huis van Martin. They walk to Martin’s house.
Dat was de les van vandaag. That was today’s lesson.
Ken je alle voorzetsels? Do you know all the prepositions?
De volgende les gaat Martin koken voor Marieke. Next lesson, Martin will cook for Marieke.
Tot dan! See you then!

Related #dutchgrammar lesson(s):

Subtitles in other languages

Hallo. Привет.
Ik ben Bart de Pau. Я – Барт де Пау.
Online docent Nederlands. Онлай-преподаватель нидерландского языка.
Welkom bij Heb je zin?. Добро пожаловать на ‘Heb je zin?’ (Как настроение?).
Vandaag oefenen we zinnen Сегодня мы практикуем предложения
met de grammatica van #dutchgrammar les 13 с грамматикой из урока 13 #dutchgrammar
over voorzetsels. о предлогах.
Martin en Marieke staan op de markt. Мартин и Марике на рынке.
Ze hebben eten voor vanavond, У них есть еда для сегодняшнего вечера,
maar ze willen nog naar de winkel… но они хотят пойти в магазин…
om een toetje. за десертом.
Naast de markt is een supermarkt. Рядом с рынком есть супермаркет.
Martin en Marieke lopen naar de supermarkt. Мартин и Марике идут в супермаркет.
Voor de supermarkt stopt Martin. Перед супермаркетом Мартин останавливается.
Hij vraagt aan Marieke: Он спрашивает Марике:
Wat hebben we nodig voor vlaflip? Что нам нужно для’vlaflip’? (флафлип – типичный нидерландский десерт)
Vla, yoghurt en limonadesiroop. ‘Vla’ (заварной крем), йогурт и лимонадный сироп.
Ok. Хорошо.
Ze gaan de supermarkt binnen. Они заходят в супермаркет.
In de supermarkt pakt Martin een mandje. В супермаркете Мартин берёт корзину.
Ze lopen naar de melkproducten. Они идут в отдел молочных продуктов.
Eh… Эх…
Waar staat de vla? Где’vla'(заварной крем)?
Hier, naast de yoghurt. Здесь, возле йогурта.
Welke vla nemen we? Какой ‘vla’ мы возьмем?
Chocolade vla? Шоколадный ‘vla’?
Nee, we nemen vanillevla. Нет, мы возьмем ванильный ‘vla’.
Die staat onder de cholocadevla. Он стоит под шоколадным ‘vla’.
Oh ja. О, да.
Ik neem dit pak. Я возьму эту упаковку.
Kijk naar de houdbaarheidsdatum! Проверь срок годности!
Die staat op het pak. Он на упаковке.
Eh. Ээ.
Waar staat de houdbaarheidsdatum? Где срок годности?
Ah hier… Аа здесь…
THT, dat betekent: tenminste houdbaar tot… ‘THT (tenminste houdbaar tot)’, это означает: использовать до…
22 oktober 2016 22-го октября 2016
Dat is over 3 dagen. Это через 3 дня.
En nu de yoghurt. А сейчас йогурт.
Eh… ik neem dit pak. Ээ… я возьму эту упаковку.
Houdbaarheidsdatum: Срок годности:
THT 24 oktober употребить до 24-го октября
Ook goed. Тоже хорошо.
En nu nog de limonadesiroop. А сейчас ещё лимонадный сироп.
Waar staat die? Где он находится?
Eh… Ээ…
Ah daar, achter dat rek. А там, за той стойкой.
Martin doet de limonadesiroop in het mandje. Мартин кладёт лимонадный сироп в корзину.
Anders nog iets? Что-то ещё?
Nee, dat was het. Нет, это всё.
Meer hebben we niet nodig. Нам больше ничего не нужно.
Ze lopen naar de kassa. Они идут на кассу.
Voor de kassa staat een rij. На кассе очередь.
Ze wachten in de rij tot ze aan de beurt zijn. Они ждут своей очереди.
Vanillevla, yoghurt en limonadesiroop. Ванильный ‘vla’, йогурт и лимонадный сироп.
Gaat u vlaflip eten? Вы собираетесь есть ‘vlaflip’?
Jazeker! Да, точно!
Wilt u een tasje? Вам нужен пакет?
Nee hoor, dat is niet nodig. Нет, не нужен.
Spaart u zegeltjes? Вы собираете марки?
Eh nee. Ээ нет.
Dat is dan 4 euro 65. Тогда это будет 4 евро и 65 центов.
Martin haalt een briefje van 50 uit zijn portemonnee. Мартин берёт купюру в 50 евро из своего кошелька.
Heeft u niet kleiner? У вас нет помельче?
vraagt de kassire спрашивает кассир
Eh, even kijken. Ээ, давайте посмотрим.
Nee, ik heb niet kleiner. Нет, у меня нет ничего мельче.
Ik kan ook pinnen. Я могу также оплатить банковской картой.
Graag. Да, пожалуйста.
Ik heb niet genoeg wisselgeld. У меня нет достаточно сдачи.
Martin pakt zijn bankpasje uit zijn portemonnee. Мартин достаёт свою банковскую карту из своего кошелька.
voer uw pas in aub ‘вставте свою карту, пожалуйста’
toets nu uw pincode in ‘введите свой пин-код’
druk ok ‘нажмите ok’
Dat is in orde. Всё в порядке.
Wilt u het bonnetje? Вы хотите чек?
Ja, alsjeblieft. Да, пожалуйста.
Martin stopt het bonnetje in zijn portemonnee. Мартин кладёт чек в свой кошелёк.
Prettige avond! Хорошего вечера!
Tot ziens! До свидания!
Martin en Marieke lopen naar buiten. Мартин и Марике выходят на улицу.
Op straat controleren ze het bonnetje. На улице они проверяют чек.
Klopt het? Всё правильно?
vraagt Marieke. спрашивает Марике.
Ja, het klopt. Да, всё правильно.
En nu heb ik heel erg honger! А сейчас я очень голоден!
Ik ook! Я тоже!
Ze lopen naar het huis van Martin. Они идут домой к Мартину.
Dat was de les van vandaag. Это был сегодняшний урок.
Ken je alle voorzetsels? Знаете ли вы все предлоги?
De volgende les gaat Martin koken voor Marieke. В следующем уроке Мартин будет готовить для Марике.
Tot dan! До скорого!

Hallo. Привіт.
Ik ben Bart de Pau. Я – Барт де Пау.
Online docent Nederlands. Онлайн-викладач нідерландської мови.
Welkom bij Heb je zin?. Ласкаво просимо до “Heb je zin?” (Як настрій?).
Vandaag oefenen we zinnen Сьогодні ми попрактикуємо речення
met de grammatica van #dutchgrammar les 13 з граматикою з уроку 13 #dutchgrammar
over voorzetsels. про прийменники.
Martin en Marieke staan op de markt. Мартін і Маріке стоять на ринку.
Ze hebben eten voor vanavond, У них є продукти на сьогоднішній вечір,
maar ze willen nog naar de winkel… але вони ще хочуть піти в магазин…
om een toetje. за десертом.
Naast de markt is een supermarkt. Поруч з ринком є ​​супермаркет.
Martin en Marieke lopen naar de supermarkt. Мартін і Маріке йдуть в супермаркет.
Voor de supermarkt stopt Martin. Мартін зупиняється перед супермаркетом.
Hij vraagt aan Marieke: Він запитує Маріке:
Wat hebben we nodig voor vlaflip? Що нам потрібно для ‘vlaflip’? (типовий нідерландський десерт)
Vla, yoghurt en limonadesiroop. ‘Vla’ (щось схоже на заварний крем), йогурт і сироп для лимонаду.
Ok. ОК.
Ze gaan de supermarkt binnen. Вони заходять до супермаркету.
In de supermarkt pakt Martin een mandje. У супермаркеті Мартін бере кошик.
Ze lopen naar de melkproducten. І вони йдуть до молочних продуктів.
Eh… Ее…
Waar staat de vla? Де стоїть ‘vla’?
Hier, naast de yoghurt. Тут, поруч з йогуртом.
Welke vla nemen we? Який ‘vla’ візьмемо?
Chocolade vla? Шоколадний ‘vla’?
Nee, we nemen vanillevla. Ні, візьмемо ванільний ‘vla’.
Die staat onder de cholocadevla. Він стоїть під шоколадним ‘vla’.
Oh ja. О так.
Ik neem dit pak. Я візьму цю пачку.
Kijk naar de houdbaarheidsdatum! Подивись на строк придатності!
Die staat op het pak. Він вказаний на упаковці.
Eh. Ее.
Waar staat de houdbaarheidsdatum? Де стоїть строк придатності?
Ah hier… А ось…
THT, dat betekent: tenminste houdbaar tot… ‘THT’, це означає: придатний до…
22 oktober 2016 22 жовтня 2016
Dat is over 3 dagen. Це через 3 дні.
En nu de yoghurt. А тепер йогурт.
Eh… ik neem dit pak. Eе… я візьму цю пачку.
Houdbaarheidsdatum: Строк придатності:
THT 24 oktober приданий до 24го жовтня
Ook goed. Теж добре.
En nu nog de limonadesiroop. І тепер ще сироп для лимонаду.
Waar staat die? Де він стоїть?
Eh… Eе…
Ah daar, achter dat rek. A там, за тією стійкою.
Martin doet de limonadesiroop in het mandje. Мартін кладе сироп для лимонаду у кошик.
Anders nog iets? Ще щось?
Nee, dat was het. Ні, це все.
Meer hebben we niet nodig. Більше нам нічого не треба.
Ze lopen naar de kassa. Вони йдуть до каси.
Voor de kassa staat een rij. Перед касою стоїть черга.
Ze wachten in de rij tot ze aan de beurt zijn. Вони чекають у черзі, поки не настане їхня черга.
Vanillevla, yoghurt en limonadesiroop. Ванільний ‘vla’, йогурт і сироп для лимонаду.
Gaat u vlaflip eten? Ви збираєтесь їсти ‘vlaflip’?
Jazeker! Саме так!
Wilt u een tasje? Вам потрібен пакет?
Nee hoor, dat is niet nodig. Ні, не потрібен.
Spaart u zegeltjes? Ви збираєте стікери?
Eh nee. Ее ні.
Dat is dan 4 euro 65. Це буде 4 євро і 65 центів.
Martin haalt een briefje van 50 uit zijn portemonnee. Мартін дістає з гаманця купюру 50 євро.
Heeft u niet kleiner? Ви маєте щось менше?
vraagt de kassire питає касир
Eh, even kijken. Е, подивимось.
Nee, ik heb niet kleiner. Ні, нічого меншого у мене немає.
Ik kan ook pinnen. Я можу також заплатити карткою.
Graag. Так, будь ласка.
Ik heb niet genoeg wisselgeld. В мене немає достатньо решти.
Martin pakt zijn bankpasje uit zijn portemonnee. Мартін дістає банківську картку з гаманця.
voer uw pas in aub ‘вставте вашу картку, будь ласка’
toets nu uw pincode in ‘введіть ваш пінкод’
druk ok ‘натисніть ок’
Dat is in orde. Все добре.
Wilt u het bonnetje? Вам потрібен чек?
Ja, alsjeblieft. Так, будь ласка.
Martin stopt het bonnetje in zijn portemonnee. Мартін ховає чек у свій гаманець.
Prettige avond! Хорошого вечора!
Tot ziens! До побачення!
Martin en Marieke lopen naar buiten. Мартін і Маріке виходять назовні.
Op straat controleren ze het bonnetje. На вулиці вони перевіряють чек.
Klopt het? Все правильно?
vraagt Marieke. запитує Маріке.
Ja, het klopt. Так, все правильно.
En nu heb ik heel erg honger! А тепер я вже дуже голодний!
Ik ook! Я теж!
Ze lopen naar het huis van Martin. Вони йдуть до Мартіна додому.
Dat was de les van vandaag. Це був сьогоднішній урок.
Ken je alle voorzetsels? Чи ти знаєш всі прийменники?
De volgende les gaat Martin koken voor Marieke. В наступному уроці Мартін буде готувати для Маріке.
Tot dan! Побачимося тоді!

Hallo. Cześć.
Ik ben Bart de Pau. Jestem Bart de Pau.
Online docent Nederlands. Nauczyciel niderlandzkiego online.
Welkom bij Heb je zin?. Witam w ‘Heb je zin?’ (Czy masz ochotę?).
Vandaag oefenen we zinnen Dzisiaj będziemy ćwiczyć zdania
met de grammatica van #dutchgrammar les 13 z wykorzystaniem gramatyki z #dutchgrammar lekcja 13
over voorzetsels. o przyimkach.
Martin en Marieke staan op de markt. Martin i Marieke są na targu.
Ze hebben eten voor vanavond, Oni mają jedzenie na wieczór,
maar ze willen nog naar de winkel… ale oni chcą pójść jeszcze do supermarketu…
om een toetje. po deser.
Naast de markt is een supermarkt. Supermarket jest obok targu.
Martin en Marieke lopen naar de supermarkt. Martin i Marieke idą do supermarketu.
Voor de supermarkt stopt Martin. Martin zatrzymuje się przed supermarketem.
Hij vraagt aan Marieke: On pyta Marieke:
Wat hebben we nodig voor vlaflip? Czego potrzebujemy do ‘vlaflip’? (typowy holenderski deser)
Vla, yoghurt en limonadesiroop. ‘Vla’ (przypomina bydyń), jogurt i syrop cytrynowy.
Ok. Ok.
Ze gaan de supermarkt binnen. Oni wchodzą do supermarketu.
In de supermarkt pakt Martin een mandje. W supermarkecie Martin bierze koszyk.
Zo lopen naar de melkproducten. Oni idą na dział nabiału.
Eh… Eh…
Waar staat de vla? Gdzie jest ‘vla’?
Hier, naast de yoghurt. Tu, obok jogurtu.
Welke vla nemen we? Które ‘vla’ weźmiemy?
Chocolade vla? Czekoladowe ‘vla’?
Nee, we nemen vanillevla. Nie, weźmy waniliowe.
Die staat onder de cholocadevla. Znajduje się ono pod czekoladowym.
Oh ja. Oh tak.
Ik neem dit pak. Wezmę ten karton.
Kijk naar de houdbaarheidsdatum! Sprawdź datę ważności!
Die staat op het pak. Znajduje się na kartonie.
Eh. Eh.
Waar staat de houdbaarheidsdatum? Gdzie jest data ważności?
Ah hier… Ah tutaj…
THT, dat betekent: tenminste houdbaar tot… ‘THT’, to znaczy: najlepiej spożyć przed…
22 oktober 2016 22 października 2016
Dat is over 3 dagen. W ciągu 3 dni.
En nu de yoghurt. A teraz jogurt.
Eh… ik neem dit pak. Eh… ja wezmę ten karton.
Houdbaarheidsdatum: Data ważności:
THT 24 oktober najlepiej spożyć przed 24 października
Ook goed. Też dobre.
En nu nog de limonadesiroop. A teraz syrop cytrynowy.
Waar staat die? Gdzie jest?
Eh… Eh…
Ah daar, achter dat rek. Ah tam, za regałem.
Martin doet de limonadesiroop in het mandje. Martin wkłada syrop cytrynowy do koszyka.
Anders nog iets? Coś jeszcze?
Nee, dat was het. Nie, to wszystko.
Meer hebben we niet nodig. Nie potrzebujemy nic więcej.
Ze lopen naar de kassa. Oni idą do kasy.
Voor de kassa staat een rij. Przed kasą ustawiła się kolejka.
Ze wachten in de rij tot ze aan de beurt zijn. Oni czekają w kolejce na swoją kolej.
Vanillevla, yoghurt en limonadesiroop. Waniliowe ‘vla’, jogurt i syrop cytrynowy.
Gaat u vlaflip eten? Zamierzacie jeść ‘vlaflip’?
Jazeker! Pewnie!
Wilt u een tasje? Chce pan reklamówkę?
Nee hoor, dat is niet nodig. Nie, nie jest potrzebna.
Spaart u zegeltjes? Czy zbiera pan znaczki?
Eh nee. Eh nie.
Dat is dan 4 euro 65. To będzie 4 euro i 65 centów.
Martin haalt een briefje van 50 uit zijn portemonnee. Martin podaje banknot pięćdziesięcioeurowy ze swojego portfela.
Heeft u niet kleiner? Czy nie ma pan drobniej?
vraagt de kassière. pyta ekspedientka.
Eh, even kijken. Eh, zobaczmy.
Nee, ik heb niet kleiner. Nie, nie mam drobniej.
Ik kan ook pinnen. Ja mogę zapłacić kartą.
Graag. Tak, proszę.
Ik heb niet genoeg wisselgeld. Nie mam jak wydać.
Martin pakt zijn bankpasje uit zijn portemonnee. Martin bierze kartę ze swojego portfela.
voer uw pas in aub ‘wprowadź swoją kartę proszę’
toets nu uw pincode in ‘wprowadź kod PIN’
druk ok ‘naciśnij ok’
Dat is in orde. W porządku.
Wilt u het bonnetje? Czy chce pan paragon?
Ja, alsjeblieft. Tak, proszę.
Martin stopt het bonnetje in zijn portemonnee. Martin wkłada paragon do portfela.
Prettige avond! Miłego wieczoru!
Tot ziens! Do zobaczenia!
Martin en Marieke lopen naar buiten. Martin i Marieke wychodzą.
Op straat controleren ze het bonnetje. Na ulicy sprawdzają paragon.
Klopt het? Zgadza się?
vraagt Marieke. pyta Marieke.
Ja, het klopt. Tak, zgadza się.
En nu heb ik heel erg honger! Jestem już taki głodny!
Ik ook! Ja też!
Ze lopen naar het huis van Martin. Oni idą do domu Martina.
Dat was de les van vandaag. To była lekcja na dziś.
Ken je alle voorzetsels? Znasz wszystkie przyimki?
De volgende les gaat Martin koken voor Marieke. W następnej lekcji Martin będzie gotował dla Marieke.
Tot dan! Do zobaczenia!