Lesson 07 – Numbers + plural nouns


Transcript

Hallo. Ik ben Bart de Pau, Hello. I am Bart de Pau,
online docent NT2. online teacher of Dutch as a second language.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Welcome to ‘Heb je zin?’ (are you in the mood).
In deze les oefenen we de grammatica In this lesson, we will practise the grammar
van #dutchgrammar les 11 en 12 from #dutchgrammar lesson 11 and 12
over getallen en het meervoud. about numbers and plural nouns.
Martin en Marieke zijn op de markt. Martin and Marieke are at the market.
Ze gaan eten kopen. They are going to buy food.
Daarna gaat Martin voor Marieke koken. After that, Martin will cook for Marieke.
Wat wil je eten? What do you want to eat?
vraagt Martin aan Marieke. is what Martin asks Marieke.
Eh… Eh…
Wat vind je lekker? What do you like?
Ik hou van Hollandse kost. I like Dutch food.
Een stukje vlees, aardappelen en groente. A piece of meat, potatoes and vegetables.
Dan gaan we eerst naar de groenteboer. Then first we will go to the greengrocer.
Verse grote tomaten… Big fresh tomatoes…
uien in de aanbieding… a special offer on onions…
mooie groene bonen… nice green beans…
Hoeveel aardappelen zullen we kopen? How many potatoes shall we buy?
We zijn met twee personen. There are two of us.
Ehh… tien aardappelen. Ehh… ten potatoes.
Dat is goed. That’s alright.
10 aardappelen alstublieft 10 potatoes please
één one
twee two
drie three
vier four
vijf five
zes six
zeven seven
acht eight
negen nine
tien ten
Alstublieft! Here you are!
Hoeveel kost dat? How much does that cost?
920 gram 920 grams
Dat is 2 euro 50. That’ll be 2 euros and 50 cents.
Anders nog iets meneer? Anything else sir?
Marieke, welke groente wil je? Marieke, which vegetables do you want?
Ik vind courgettes lekker. I like zucchini.
Mag ik 2 courgettes? May I have 2 zucchinis?
2 courgettes voor meneertje 2 zucchinis for the gentleman
Even kijken… Let’s have a look…
500 gram 500 grams
Dat is 3 euro 25. That’ll be 3 euros and 25 cents.
Anders nog iets? Anything else?
Hmmm… nee, dat was het. Hmmm… no, that’s it.
2 euro 50 2 euros and 50 cents
plus 3 euro 25 plus 3 euros and 25 cents
is 5 euro 75 makes 5 euros and 75 cents
Alstublieft, hier is een briefje van 10. Here you are, a 10 euro note.
Dan krijgt u van mij wisselgeld. Then I will give you change.
10 euro min 5 euro 75 10 euros minus 5 euros and 75 cents
is 4 euro 25 makes 4 euros and 25 cents
Alstublieft: 2 munten van 2 euro Here you are: 2 coins of 2 euros
en 2 muntjes: and 2 smaller coins:
één van 20 cent one of 20 cents
en één van 5 cent. and one of 5 cents.
Nu alleen nog een lekker stukje vlees. Now only a nice piece of meat left to buy.
Wat vind jij lekker Martin? What do you like Martin?
Biefstuk! Steak!
Lust jij dat? Do you like that?
Ja natuurlijk! Yes, of course!
Dat vind ik ook lekker. I like that too.
Mogen wij 2 biefstukjes? May we have 2 steaks.
Hoeveel gram? How many grams?
Eh…. Eh….
Biefstukjes van 200 tot 250 gram. Steaks of 200 to 250 grams.
Eén… twee… One… two…
Mag het iets meer zijn? Could it be a little bit more?
Geen probleem! No problem!
Dat is dan 9 euro 85. That’ll be 9 euros and 85 cents.
Alsjeblieft. Here you are.
Het wisselgeld mag u houden. You can keep the change.
Zo nu hebben we alles. Ok, now we have everything.
Zullen we nog een toetje kopen? Shall we buy a dessert?
Maar natuurlijk. Yes of course.
Dat is goed. That’s alright.
Dan moeten we nog even naar de supermarkt. Then we will have to visit the supermarket.
Die is hier vlakbij. There is one close by.
Wat vind je lekker? What do you like?
Vlaflip. ‘Vlaflip’ (typical Dutch dessert)
Vlaflip. Goed idee! ‘Vlaflip’. Good idea!
Dan maken we vlaflip. Then we will make ‘vlaflip’.
Wat is vlaflip? What is ‘vlaflip’?
Dat zien we in de volgende les. We will see that in the next lesson.
Dan gaan Martin en Marieke naar de supermarkt. Then, Martin and Marieke will go to the supermarket.
Tot de volgende keer! See you next time!

Subtitles in other languages

Hallo. Ik ben Bart de Pau, Привет. Я Барт де Пау,
online docent NT2. онлайн преподаватель нидерландского как второго языка.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Добро пожаловать на ‘Heb je zin?’ (как настроение?).
In deze les oefenen we de grammatica В этом уроке мы практикуем грамматику
van #dutchgrammar les 11 en 12 из из уроков 11 and 12 #dutchgrammar
over getallen en het meervoud. о числах и множественном числе.
Martin en Marieke zijn op de markt. Мартин и Марике на рынке.
Ze gaan eten kopen. Они собираются покупать еду.
Daarna gaat Martin voor Marieke koken. После этого Мартин будет готовить для Марике.
Wat wil je eten? Что ты хочешь есть?
vraagt Martin aan Marieke. спрашивает Мартин у Марике.
Eh… Ээ…
Wat vind je lekker? Что ты любишь?
Ik hou van Hollandse kost. Я люблю нидерландскую кухню.
Een stukje vlees, aardappelen en groente. Кусочек мяса, картофель и овощи.
Dan gaan we eerst naar de groenteboer. Тогда сначала мы пойдём в овощную лавку.
Verse grote tomaten… <Большие свежие помидоры…
uien in de aanbieding… специальное предложение на лук…
mooie groene bonen… хорошая зелёная фасоль…
Hoeveel aardappelen zullen we kopen? Сколько картофеля мы купим?
We zijn met twee personen. Нас двое.
Ehh… tien aardappelen. Эээ… десять картофелин.
Dat is goed. Хорошо.
10 aardappelen alstublieft десять картофелин, пожалуйста
één один
twee два
drie три
vier четыре
vijf пять
zes шесть
zeven семь
acht восемь
negen девять
tien десять
Alstublieft! Пожалуйста!
Hoeveel kost dat? Сколько это стоит?
920 gram 920 граммов
Dat is 2 euro 50. Это будет 2 евро и 50 центов.
Anders nog iets meneer? Что-нибудь ещё, господин?
Marieke, welke groente wil je? Марике, какие овощи ты хочешь?
Ik vind courgettes lekker. Я люблю цукини.
Mag ik 2 courgettes? Можно ли мне 2 цукини?
2 courgettes voor meneertje 2 цукини для господина
Even kijken… Ну-ка посмотрим…
500 gram 500 граммов
Dat is 3 euro 25. Это будет 3 евро и 25 центов.
Anders nog iets? Что-нибудь ещё?
Hmmm… nee, dat was het. Хм… нет, спасибо, это всё.
2 euro 50 2 евро и 50 центов
plus 3 euro 25 плюс 3 евро и 25 центов
is 5 euro 75 это 5 евро и 75 центов
Alstublieft, hier is een briefje van 10. Пожалуйста, купюра в 10 евро.
Dan krijgt u van mij wisselgeld. Тогда я дам сдачу.
10 euro min 5 euro 75 10 евро минус 5 евро и 75 центов
is 4 euro 25 это 4 евро и 25 центов
Alstublieft: 2 munten van 2 euro Пожалуйста: 2 монеты в 2 евро
en 2 muntjes: и 2 монетки:
één van 20 cent одна в 20 центов
en één van 5 cent. и одна в 5 центов.
Nu alleen nog een lekker stukje vlees. Теперь остался только хороший кусочек мяса.
Wat vind jij lekker Martin? Что ты любишь, Мартин?
Biefstuk! Стейк!
Lust jij dat? Любишь ли ты его?
Ja natuurlijk! Да, конечно!
Dat vind ik ook lekker. Я тоже люблю.
Mogen wij 2 biefstukjes? Можно нам 2 стейка?
Hoeveel gram? Сколько граммов?
Eh…. Ээ….
Biefstukjes van 200 tot 250 gram. Стэйки от 200 до 250 граммов.
Eén… twee… Один… два…
Mag het iets meer zijn? Может это быть немного больше?
Geen probleem! Без проблем!
Dat is dan 9 euro 85. Это будет 9 евро и 85 центов.
Alsjeblieft. Пожалуйста.
Het wisselgeld mag u houden. Вы можете оставить сдачу себе.
Zo nu hebben we alles. Что ж, теперь у нас есть все.
Zullen we nog een toetje kopen? Может быть, купим десерт?
Maar natuurlijk. Да, конечно.
Dat is goed. Отлично.
Dan moeten we nog even naar de supermarkt. Тогда нам нужно посетить супермаркет.
Die is hier vlakbij. Здесь есть один неподалеку.
Wat vind je lekker? Чего бы ты хотела?
Vlaflip. ‘Vlaflip’ (типичный нидерландский десерт)
Vlaflip. Goed idee! ‘Vlaflip’. Отличная идея!
Dan maken we vlaflip. Тогда мы сделаем ‘vlaflip’.
Wat is vlaflip? Что такое ‘vlaflip’?
Dat zien we in de volgende les. Это мы увидим в следующем уроке.
Dan gaan Martin en Marieke naar de supermarkt. Когда Мартин и Марике отправятся в супермаркет.
Tot de volgende keer! До встречи!

Hallo. Ik ben Bart de Pau, Привіт. Я – Барт де Пау,/font>
online docent NT2. онлайн-викладач NT2.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Ласкаво просимо до ‘Heb je zin?’ (Як настрій?).
In deze les oefenen we de grammatica В уьому уроці ми попрактикуємо граматику
van #dutchgrammar les 11 en 12 з уроків 11 та 12 #dutchgrammar
over getallen en het meervoud. про числа та множину.
Martin en Marieke zijn op de markt. Мартін і Маріке – на ринку.
Ze gaan eten kopen. Вони йдуть купляти продукти.
Daarna gaat Martin voor Marieke koken. Потім Мартін буде готувати для Маріке.
Wat wil je eten? Що ти хочеш їсти?
vraagt Martin aan Marieke. питає Мартін Маріке.
Eh… Ее…
Wat vind je lekker? Що ти любиш?
Ik hou van Hollandse kost. Я люблю нідерландську кухню.
Een stukje vlees, aardappelen en groente. Шматок м’яса, картопля і овочі.
Dan gaan we eerst naar de groenteboer. Тоді ми спочатку підемо до продавця овочів.
Verse grote tomaten… Свіжі великі помідори…
uien in de aanbieding… знижки на цибулю…
mooie groene bonen… гарна зелена квасоля…
Hoeveel aardappelen zullen we kopen? Скільки картоплин купимо?
We zijn met twee personen. Нас – двоє.
Ehh… tien aardappelen. Еее… 10 картоплин.
Dat is goed. Добре.
10 aardappelen alstublieft 10 картоплин, будь ласка
één одна
twee дві
drie три
vier чотири
vijf п`ять
zes шість
zeven сім
acht вісім
negen дев´ять
tien десять
Alstublieft! Прошу!
Hoeveel kost dat? Скільки це коштує?
920 gram 920 грам
Dat is 2 euro 50. Це буде 2 євро і 50 центів.
Anders nog iets meneer? Ще щось, пане?
Marieke, welke groente wil je? Маріке, які овочі ти хочеш?
Ik vind courgettes lekker. Я люблю кабачки.
Mag ik 2 courgettes? Можна мені 2 кабачки?
2 courgettes voor meneertje 2 кабачки для чоловіка
Even kijken… Подивимось…
500 gram 500 грам
Dat is 3 euro 25. Це буде 3 євро і 25 центів.
Anders nog iets? Ще щось?
Hmmm… nee, dat was het. Хммм… ні, це – все.
2 euro 50 2 євро і 50 центів
plus 3 euro 25 плюс 3 євро і 25 центів
is 5 euro 75 це буде 5 євро і 75 центів
Alstublieft, hier is een briefje van 10. Ось будь ласка, купюра 10 євро.
Dan krijgt u van mij wisselgeld. Тоді з мене – решта.
10 euro min 5 euro 75 10 євро мінус 5 євро і 75 центів
is 4 euro 25 буде 4 євро і 25 центів
Alstublieft: 2 munten van 2 euro Будь ласка: 2 монети по 2 євро
en 2 muntjes: і 2 монетки:
één van 20 cent одна – 20 центів
en één van 5 cent. і одна – 5 центів.
Nu alleen nog een lekker stukje vlees. Тепер тільки залишилося купити смачний шматок м’яса.
Wat vind jij lekker Martin? Що ти любиш, Мартіне?
Biefstuk! Стейк!
Lust jij dat? А ти таке любиш?
Ja natuurlijk! Так, звичайно!
Dat vind ik ook lekker. Я це теж люблю.
Mogen wij 2 biefstukjes? Можна нам 2 стейки.
Hoeveel gram? Скільки грам?
Eh…. Ее….
Biefstukjes van 200 tot 250 gram. Стейки від 200 до 250 грам.
Eén… twee… Один… два…
Mag het iets meer zijn? Може бути трохи більше?
Geen probleem! Без проблем!
Dat is dan 9 euro 85. Тоді це 9 євро і 85 центів.
Alsjeblieft. Будь ласка.
Het wisselgeld mag u houden. Решти не треба.
Zo nu hebben we alles. Ось тепер ми маємо все.
Zullen we nog een toetje kopen? Може купимо ще десерт?
Maar natuurlijk. Так, звичайно.
Dat is goed. Добре.
Dan moeten we nog even naar de supermarkt. Тоді нам треба ще в супермаркет.
Die is hier vlakbij. Тут є один поблизу.
Wat vind je lekker? Що ти любиш?
Vlaflip. ‘Vlaflip’ (типовий нідерландський десерт)
Vlaflip. Goed idee! ‘Vlaflip’. Чудова ідея!
Dan maken we vlaflip. Тоді зробимо ‘vlaflip’.
Wat is vlaflip? Що таке ‘vlaflip’?
Dat zien we in de volgende les. Це ми побачимо в наступному уроці.
Dan gaan Martin en Marieke naar de supermarkt. Тоді Мартін і Маріке підуть в супермаркет.
Tot de volgende keer! До наступного разу!

Hallo. Ik ben Bart de Pau, Cześć. Jestem Bart de Pau,
online docent NT2. nauczyciel niderlandzkiego jako drugiego języka online.
Welkom bij ‘Heb je zin?’. Witam w ‘Heb je zin?’ (Czy masz ochotę?).
In deze les oefenen we de grammatica Podczas tej lekcji będziemy ćwiczyć gramatykę
van #dutchgrammar les 11 en 12 z #dutchgrammar lekcja 11 i 12
over getallen en het meervoud. o liczbach i liczbie mnogiej.
Martin en Marieke zijn op de markt. Martin i Marieke są na targu.
Ze gaan eten kopen. Oni zamierzają kupić jedzenie.
Daarna gaat Martin voor Marieke koken. Później Martin będzie gotował dla Marieke.
Wat wil je eten? Co chcesz zjeść?
vraagt Martin aan Marieke. Martin pyta Marieke.
Eh… Eh…
Wat vind je lekker? Co ci smakuje?
Ik hou van Hollandse kost. Lubię kuchnię holenderską.
Een stukje vlees, aardappelen en groente. Kawałek mięsa, ziemniaki i warzywa.
Dan gaan we eerst naar de groenteboer. Więc najpierw pójdźmy do sprzedawcy warzyw.
Verse grote tomaten… Duże świeże pomidory…
uien in de aanbieding… cebula w promocji…
mooie groene bonen… piękna zielona fasola…
Hoeveel aardappelen zullen we kopen? Ile ziemniaków kupimy?
We zijn met twee personen. Jest nas dwoje.
Ehh… tien aardappelen. Ehh… dziesięć ziemniaków.
Dat is goed. Dobrze.
10 aardappelen alstublieft 10 ziemniaków poproszę
één jeden
twee dwa
drie trzy
vier cztery
vijf pięć
zes sześć
zeven siedem
acht osiem
negen dziewięć
tien dziesięć
Alstublieft! Proszę!
Hoeveel kost dat? Ile to kosztuje?
920 gram 920 gramów
Dat is 2 euro 50. To będzie 2 euro i 50 centów.
Anders nog iets meneer? Coś jeszcze dla pana?
Marieke, welke groente wil je? Marieke, na jakie warzywa masz ochotę?
Ik vind courgettes lekker. Lubię cukinie.
Mag ik 2 courgettes? Mogę 2 cukinie?
2 courgettes voor meneertje 2 cukinie dla pana
Even kijken… Zobaczmy…
500 gram 500 gramów
Dat is 3 euro 25. To jest 3 euro i 25 centów.
Anders nog iets? Coś jeszcze?
Hmmm… nee, dat was het. Hmmm… nie, to wszystko.
2 euro 50 2 euro i 50 centów
plus 3 euro 25 plus 3 euro i 25 centów
is 5 euro 75 wynosi 5 euro i 75 centów
Alstublieft, hier is een briefje van 10. Proszę, tu jest banknot dziesięcioeurowy.
Dan krijgt u van mij wisselgeld. W takim razie wydam panu resztę.
10 euro min 5 euro 75 10 euro minus 5 euro i 75 centów
is 4 euro 25 wynosi 4 euro i 25 centów
Alstublieft: 2 munten van 2 euro Proszę: 2 monety dwueurowe
en 2 muntjes: i 2 monetki:
één van 20 cent jedna dwudziestocentowa
en één van 5 cent. i jedna pięciocentowa.
Nu alleen nog een lekker stukje vlees. Teraz jeszcze tylko kawałek pysznego mięsa.
Wat vind jij lekker Martin? Martin, co lubisz?
Biefstuk! Stek!
Lust jij dat? Masz na to ochotę?
Ja natuurlijk! Tak, oczywiście!
Dat vind ik ook lekker. Ja też to lubię.
Mogen wij 2 biefstukjes? Możemy prosić o 2 steki.
Hoeveel gram? Ile gramów?
Eh…. Eh….
Biefstukjes van 200 tot 250 gram. Steki od 200 do 250 gramów.
Eén… twee… Jeden… dwa…
Mag het iets meer zijn? Czy może być trochę więcej?
Geen probleem! Żaden problem!
Dat is dan 9 euro 85. To będzie 9 euro i 85 centów.
Alsjeblieft. Proszę.
Het wisselgeld mag u houden. Proszę zatrzymać resztę.
Zo nu hebben we alles. Ok, teraz mamy wszystko.
Zullen we nog een toetje kopen? Kupimy jeszcze jakiś deser?
Maar natuurlijk. Ależ oczywiście.
Dat is goed. To dobrze.
Dan moeten we nog even naar de supermarkt. W takim razie musimy jeszcze pójść do supermarketu.
Die is hier vlakbij. Jest tu niedaleko.
Wat vind je lekker? Co lubisz?
Vlaflip. ‘Vlaflip’ (typowy holenderski deser)
Vlaflip. Goed idee! ‘Vlaflip’. Dobry pomysł!
Dan maken we vlaflip. W takim razie przygotujemy’vlaflip’.
Wat is vlaflip? Czym jest ‘vlaflip’?
Dat zien we in de volgende les. Tego dowiemy się podczas następnej lekcji.
Dan gaan Martin en Marieke naar de supermarkt. Wtedy Martin i Marieke pójdą do supermarketu.
Tot de volgende keer! Do następnego razu!