Lesson 26 – going to the doctor


 

Healthcare – going to the Doctor in Dutch

Vocabulary list

Nederlands English
de gezondheid the health
gezond healthy
ziek ill
(zich) ziek melden to report oneself ill
de griep the flu
verkouden zijn to have a cold
de koorts the fever
de ontsteking the inflammation
misselijk nauseous
duizelig dizzy
de vergiftiging the poisoning
de pijn the ache
zeer the ache
de behandeling the treatment
de huisarts the general practitioner
de patiënt the patient
het spreekuur the consultation hours
de EHBO the first aid
de eerste hulp the first aid
spoed urgent
de ambulance the ambulance
de afspraak the appointment
de verwijsbrief the referral letter
verwijzen to refer
het onderzoek the check-up
de tandarts the dentist
de verzekering the insurance
de ziektekostenverzekering the health insurance
het medicijn the medication
het recept the prescription

Exercise